Flora
Er komen in Kroondomein Het Loo maar liefst 30 soorten planten en dieren voor die op de Rode Lijst staan. Deze soorten verdienen extra aandacht omdat ze anders kunnen uitsterven. Er komen natuurlijk ook minder zeldzame soorten voor die juist heel karakteristiek zijn voor een bepaald landschapstype. Hier vindt u een mix van zeldzaam, bijzonder tot zeer algemeen voorkomende soorten.
Adelaarsvaren (Pteridium aquilinum)
In onze loof- en naaldbossen kun je soms grote oppervlakken aantreffen die bedekt zijn met Adelaarsvaren.
Het is de grootste varen van onsland. Maar let op, wat je boven de grond ziet is steeds in feite maar één blad. Je ziet dus een groot aantal bladeren die mogelijk tot één plant behoren. Ondergronds zit namelijk een grote vertakte wortelstok waaruit iedere lente opnieuw de jonge bladeren te voorschijn komen.
Het zijn 3 tot 4 maal geveerde bladeren. In de zomer vormen zich sporenhoopjes aan de bovenrand van die geveerde bladeren. In de herfst sterft alles boven de grond af en wordt de productie van de zomer als reserve opgelagen in de wortelstok.
Jacobskruiskruid (Jacobaea vulgaris)
Dit is een tweejarige plant. Het eerste jaar vormt hij alleen rozetten van blad, het jaar erop bloeit de plant. Een soort die verafschuwd wordt, als belangrijk is in natuurgebieden. Kortom een bijzondere plant die u in het Kroondomein Het Loo regelmatig tegen zult komen.
Jakobskruiskruid kan een akker binnen enkele jaren omvormen tot een kruiskruidakker. Voor een wildakker is dat echter niet gunstig. We komen ze ook tegen langs fiets- en wandelpaden in het Kroondomein Het Loo. Daar hebben ze juist een positief effect, doordat op deze arme zandgronden vaak niet veel bloeiende planten zijn. Voor insecten is dit een hele belangrijke plant voor nectar voorziening, soms zelfs van levensbelang. Meer dan 180 soorten insecten profiteren hiervan, waaronder in dit gebied de zeldzame Bosparelmoervlinder.
Fauna
Kroondomein Het Loo beschikt over een grote diversiteit aan fauna. Van Edelhert tot Rode bosmier. Iedere soort stelt zo zijn eigen eisen aan het biotoop waar het in leeft. De landschapstypen die in Kroondomein Het Loo voorkomen hebben dan ook een eigen soorten rijkdom. Bij onze vennen komt u andere soorten tegen als in een schraal en droog heidegebied. Hieronder volgen een aantal soorten die u kunt aantreffen.
Edelhert (Cervus elaphus)
Het Edelhert is een sociaal levend dier dat rust, ruimte en variatie in voedsel nodig heeft. Dit heeft binnen ons beheer dan ook onze aandacht.Tijdens een wandeling of fietstocht kunt u dan ook zomaar oog in oog komen te staan met deze dieren. Ze hebben ook een sterke familieband, die je regelmatig in de roedels (groepen) weer terug ziet. Let er maar eens op.
De herten (mannetjes) dragen een imposant gewei dat wel 4 tot 10 kilo kan wegen en leven het grootste deel van het jaar solitair of in een roedel (groep) van alleen mannelijke dieren. Het gewei wordt ieder jaar afgeworpen, waarna er weer een nieuw gewei ontwikkeld. De hindes (vrouwtjes) leven vrijwel alleen in roedels en zonderen zich alleen af als ze een kalfje moeten werpen. Dit gebeurd omstreeks mei-half juni. De bronst (paartijd) van de Edelherten is altijd een geweldig spektakel wat omstreeks half september begint in het Kroondomein Het Loo. Je kunt dan nog een echt oergeluid horen wat al eeuwen door de Veluwse bossen galmt.
Vos (Vulpes vulpes)
De Vos is een slim en wijs dier, al denken wij soms van niet. Ze hebben een zeer verborgen leven en houden erg van rust, daarom zijn ze over het algemeen 's nachts actief net als de Das (Meles meles).
De Vos komt voor in allerlei landschapstypen, zelfs in de bebouwde kom is hij waar te nemen. Tijdens de paartijd (dec.-febr.) zoekt de rekel (mannetje) de moervos (vrouwtje) op. Ze werpt haar jongen in een ondergronds hol, we noemen dat ook wel een "bouw". Meestal krijgt ze 3 tot 4 welpen (jongen). De Vos is een echte opportunist en eet alles wat voorhanden is, zowel dierlijk als plantaardig materiaal.
Wild zwijn (Sus scrofa)
Dit dier is een echte bewoner van de bossen in de koninklijke houtvesterij Het Loo. Dit dier spreekt bij velen tot de verbeelding en heeft een zeer hoge toeristische waarde. Zijn wigvormige lichaam is helemaal toegespitst op het leven in dichte bossen en struiken. De schijfvormige neus (wroetschijf) gebruiken ze om in de grond voedsel te zoeken. Het zijn alleseters en eten zowel dierlijk als plantaardig voedsel, b.v. kevers, larven als plantenwortels, bessen en grassen.
Het reukvermogen is bij het wilde zwijn zeer goed ontwikkeld. Ze hebben ons allang door voordat wij de dieren hebben gezien. Zwijnen zijn zeer sociale dieren en leven grotendeels in rottes (groep). In februari/maart worden de frishlingen (biggen) geboren. Meestal zijn dit er 2 tot 7 stuks. De frishlingen hebben een zeer goed camouflage pakje. Ze vallen dan ook helemaal niet op tussen het beukenblad. In de herfst vind je deze dieren volop in het beuken- en eikenbossen, alwaar ze zich tegoed doen aan de vele beukennootjes en eikels. Dat is heel belangrijk voedsel voor ze om de winter door te komen. Een prachtig dier wat ook een positief effect uitoefent op de ontwikkeling van bos verjonging. Door hun gewroet valt het zaad in de omgewoelde aarde en kan vrij vlot ontkiemen.